|
|
Donderdag 23
november 2000, Jaipur
We slapen vandaag lang uit, de treinreis heeft
ons toch wel een beetje uitgeput, echt lekker slapen
doe je toch niet in de trein. Na het ontbijt gaan we
samen met de Belg, Ignace, de stad bekijken. Het
paleis van de wind schijnt een van de hoogtepunten
van Jaipur. Na een half uurtje lopen komen we aan
bij het paleis, we gaan naar binnen en na een half
uurtje staan we weer buiten, niet erg interessant
dit paleis, als dit een van de hoogtepunten is van
deze stad dan zijn we snel uitgekeken.
Na het paleis lopen we nog wat door de stad, Jaipur
wordt ook wel de Pink city genoemd, de meeste
bebouwing in het centrum is namelijk zalmroze
geschilderd, daarom leek het ons wel leuk om de stad
vanaf een hooggelegen punt te bekijken. We lopen
richting de Victoria Tower, als we aankomen blijkt
de toren helaas al gesloten, geen uitzicht over de
stad dus. Nou ja, jammer dan, we lopen wat door de
kleine straatjes van de stad en gaan wat shopjes in
en uit. In een van de straatjes worden we omringd
door kinderen, ze willen je hand vast houden, een
slokje water uit de waterfles, weten hoe je heet,
waar je vandaan komt, een roepie enz, enz, het zijn
er te veel dus we zorgen dat we snel weer het
straatje uit zijn, op de vlucht voor een horde
kinderen, ach ja we zijn in India...
Na onze ietwat saaie stadswandeling eten we wat bij
het Evergreen restaurantje, na het eten komen we
John tegen, een Australiër die we in Varanasi hadden
leren kennen, wat een toeval dat we hem hier weer
tegenkomen, het is ons tijdens onze reis opgevallen
dat de Australiërs bijna altijd relaxed en erg
vriendelijk zijn, zo ook John.
We kaarten wat met z'n vieren en rond een uur of
1.00 zoeken we ons bed maar weer eens op....
"No, you pay me 50 Roepies Noway!"...
Ik bedoel als hij van tevoren zegt, het gaat je 50
roepies kosten om dit lullige bakje met kaarsje in
het water te donderen, o.k. Maar op deze manier
proberen ze je elke keer te naaien. Hij houdt voet
bij stuk en ik dus ook, de 10 roepies wil hij niet
aannemen, dan maar niet.
Tegen zonsondergang varen we langs een grote
crematieplaats, de roeiers leggen het bootje aan en
we staren een tijdje in de grote vuren die her en
der branden, het blijft een vreemd idee dat je de
lichamen van mensen ziet branden. Dan zien we een
man op ons afkomen, hij beweert dat hij op de
crematieplaats werkt. Hij wil ons meer vertellen
over het crematieritueel, erg interessant allemaal,
zo verteld hij bijvoorbeeld dat zwangere vrouwen,
kleine kinderen en dieren niet gecremeerd mogen
worden, als zij overlijden worden ze aan een zware
steen gebonden en zo worden de lichamen afgezonken
naar de bodem van de Ganges, en die Indianen drinken
het water uit de Ganges alsof het mineraalwater is.
Het verhaal dat de man verteld wordt echter steeds
meer een “ik-wil-ergens-geld-voor” verhaal, hij
verteld dat het hout dat gebruikt wordt voor de
crematie erg duur is, en dat de mensen erg arm zijn,
enz, enz. Aan het einde van z'n verhaal vraagt ie om
een donatie voor de armen die het hout niet kunnen
betalen. Omdat we z'n verhaal niet echt geloven, het
geld verdwijnt waarschijnlijk in z'n eigen broekzak,
vragen we naar z’n legitimatie/werkvergunning. Die
kan hij natuurlijk niet tonen, thuis laten liggen
verzint hij ter plekke. Toch geven we hem tien
roepies voor z'n interessante verhaal. Na de
boottocht gaan we op zoektocht naar een restaurant
waar ze bier schenken. Er schijnen er wel een aantal
te zijn, maar vandaag zijn ze allemaal gesloten
vanwege de locale verkiezingen van Varanasi. Het was
een groot feest vandaag in de stad, iedereen
probeert zijn eigen partij te promoten, met
vlaggetjes, bloemen etc. Uiteindelijk belanden we
bij een semi-illegale drankshop waar we wat flesjes
bier kopen. Met het bier onder de trui verstopt,
lopen we terug naar de Ghats, we vinden een rustig
plekje en we vieren een klein feestje ter
gelegenheid van mijn verjaren. Na het feestje gaan
we terug naar het hotel en spelen we nog een paar
potjes black jack. |
|
|
|