|
|
Vrijdag 13 oktober
2000, Dogubayazit - Tabriz
De volgende ochtend (13-10-00) rijden we verder
richting Iraanse grens, het is nog maar 40 km
rijden. Onderweg genieten we van het uitzicht op
mountain Ararat, met 5200 m de hoogste berg van
Turkije. Naar men zegt moet hier de Ark van Noach
gestrand zijn. In het verleden zijn een aantal
expedities georganiseerd om bewijzen te zoeken, er
zijn echter nooit echt harde bewijzen geleverd dat
de Ark hier daadwerkelijk gestrand is. Vlak voor de
grens met Iran nemen we een afslag: "Meteora Cukuru",
volgens de Lonely Planet is hier in 1920 een enorme
krater geslagen door een meteorietinslag. Van een
weg naar de Meteora Curuku kun je nauwelijks
spreken, 4 km hobbelige ellende, maargoed de eend is
ervoor gemaakt. Na 6 km moeten we concluderen dat we
ergens fout zijn gereden. Op een gegeven moment zien
we iets in de verte dat op een krater lijkt, maar er
is geen weg naartoe, dan maar te voet. Als we er
bijna zijn horen we ineens geschreeuw achter ons,
als we ons omdraaien zien we in de verte een heftig
gebarende soldaat, oeps nu moeten we oppassen. We
lopen richting de soldaat en leggen hem uit dat we
op zoek zijn naar de Meteora. Hij zal ons wel even
de weg wijzen. Marnix achterin, boven op de bagage,
Jan soldaat naast mij met mitrailleur tussen de
benen. Eenmaal bij de krater valt het wat tegen, we
hadden een immense krater verwacht, de Lonely Planet
schreef: "Giant crater, making it the second largest
in the world" en wat we zien is eigenlijk maar een
zielig gat.
Voordat we daadwerkelijk bij de grens aankomen is
ons paspoort al 3x gecontroleerd. De grens zelf, ach
ja, het heeft ons bijna drie uur gekost om er
doorheen te komen en als ik precies ga beschrijven
hoe het ging.... je wilt het niet weten...maar ik
zal een samenvatting geven middels steekwoorden: De
Turkse Zijde: bureaucratie, overal kleine
kantoortjes, wachten, wachten, wachten, schreeuwende
Turken, stempels, formulieren, onduidelijkheid,
zoeken en niet vinden, driftig wijzen en gebaren,
geduld oefenen.
Aan de Iraanse Zijde: stempels, formulieren,
wachten, bureaucratie, iets overzichtelijker dan
Turkse zijde, aardige en behulpzame Iraniërs,
zoeken, 1000 maal anders verwacht. Eenmaal door de
grens heen parkeer ik de eend op Iraans grondgebied.
Als ik de auto uitstap sta ik tussen een menigte
Iraniërs, waar ze zo snel vandaan zijn gekomen, ik
weet het niet. De eend met blanke bestuurder blijkt
nogal een bezienswaardigheid, kloppen op het blik,
wijzen, lachen, vragen in gebrekkig Engels, nou ja
het moet maar even. Marnix is in geen velden of
wegen te bekennen, om de een of andere reden moesten
we namelijk apart de grens over. Na een uur wachten
zijn we weer herenigd, het inmiddels al een uur of
15.00 en we moeten nog een eind rijden tot Tabriz,
eerste grote stad na de grens. Eerst maar eens op
zoek naar een tankstation, na 10 km komen we er een
tegen, we zijn erg benieuwd naar de literprijs, 400
rial lezen we op een bord, we kunnen het nauwelijks
geloven, 13 cent per liter! Voor de grap berekenen
we wat we in Iran aan benzine kwijt zullen zijn:
2500 km heen, 2500 km terug, totaal 5000 km,
benzineverbruik 1:14, dat betekent 357 liter = f
46,40, ongelooflijk. Als benzine overal zo goedkoop
zou zijn zouden we voor F 232,- India heen en weer
kunnen rijden. Met de Nederlandse prijzen zouden we
f 4640,- kwijt zijn. Na deze hogere wiskunde horen
we van een Iraniër bij het tankstation dat het zo'n
4 uur rijden is tot Tabriz, we moesten maar eens op
gaan schieten. Lachende Iraniërs, rare auto’s, een
prachtig landschap, mooie wegen, we kijken onze ogen
uit. Rond een uur of 18.00 begint het alweer te
schemeren en dan te bedenken dat het hier 1,5 uur
later is dan in Nederland. Het schiet maar niet op
al die vrachtwagens die voor ons rijden, de weg is
slechts tweebaans, het tegemoet komende verkeer
verblind ons, sommige rijden constant met groot
licht aan, auto's zonder licht, slome tractoren die
half op de weg rijden, gevaarlijke inhaalacties,
eigenlijk is het levensgevaarlijk om hier in het
donker te rijden. En als er dan ook nog een ezel de
weg oversteekt, we raken hem net niet, hebben we het
helemaal gehad met het superlinke verkeer. Overdag
gaat het wel maar 's avonds is het echt niet te
doen. We spreken af dat we nooit meer in het donker
gaan rijden hier. Nu moeten we wel, Tabriz is de
eerste stad die we tegen zullen komen. Als we bijna
in Tabriz zijn, gebeurt er iets raars. Voor ons
rijdt een auto die steeds langzamer gaat rijden, we
halen de auto weer in. Als we een tijdje doorrijden
komt dezelfde auto ons weer inhalen, hij gaat voor
ons rijden en mindert weer vaart. Ik haal weer in en
dit keer geef ik flink veel gas om op snelheid te
komen en hem af te schudden. Maar na een tijdje zie
ik hem weer in mijn spiegel, hij komt naast ons
rijden en we worden half de weg af gesneden. Nu zit
de schrik er goed in, we maken snelheid en we gaan
zigzaggend door het verkeer maar weer zien we ze in
de binnenspiegel verschijnen. Wat moeten ze van ons?
vragen we ons af, een beroving? lijkt ons sterk, het
is druk op de weg en we naderen de stad, we wachten
af, weer komen ze naast ons rijden, ik klap het
raampje open en steek vragend m'n hand in de lucht,
er wordt iets geroepen in het Iranees (Farsi)
onverstaanbaar voor ons met een lachend gezicht
echter. Ze proberen ons weer tot stilstand te
brengen, dit keer gehoorzamen we maar, we zien wel
en we zijn toch wel erg nieuwsgierig wat ze nu
precies van ons willen. Als we de eend tot stilstand
hebben gebracht komen er drie mannen uit de Iraanse
auto, achterin zien we nog twee vrouwen zitten wat
ons wel enigszins gerustgesteld. Lachend lopen ze
richting de eend, als ik het raampje open doe moeten
we handen schudden,"Welcome in Iran" zeggen ze, de
schrik neemt al iets af, het is waarschijnlijk
allemaal goed bedoeld, alleen de manier waarop is
een beetje vreemd voor ons. Engels spreken doen ze
nauwelijks, toch kunnen we uitleggen dat we met de
eend vanuit Nederland naar Iran zijn gereden en dat
we een hotel zoeken in Tabriz. Ze gebaren dat we hen
maar moeten volgen, ze zullen wel voor ons uit
rijden om een hotel te zoeken, denken we, en
gehoorzaam volgen we ze. Onderweg stoppen ze nog een
keer naast een andere auto, er wordt wat overlegd en
de auto voegt zich bij ons, in colonne rijden we
door de stad, in de nieuwe auto zitten ook kinderen
dus het zal wel goed zitten allemaal. We rijden weer
uit het centrum, vreemd maargoed we zien wel. Dan
ineens zijn we er, geen hotel te zien maargoed, erg
vaag allemaal, we stappen uit en we schudden handen
met de Iraniërs uit de andere, nieuwe auto. Totaal
zijn we nu met een man of 12. We lopen met z'n allen
door een lange donkere steeg, waar zijn we in
godsnaam beland vragen we ons af en waar zal deze
steeg ons naartoe leiden? Aan het eind van de steeg
komen we uit op een grote binnenplaats, een soort
hofje. Een van de deuren op het hofje gaat open en
we gaan naar binnen, we komen in een grote
entreehal, overal marmer, we moeten onze schoenen
uittrekken. Op onze sokken lopen we een grote brede
trap op naar boven. Eenmaal boven bevinden we ons in
een soort paleis, een grote ruimte, Perzische
tapijten, kristallen kroonluchters, prachtige oude
stoelen en banken, marmeren vloeren en kolommen,
schilderijen, gouden klokken enz, enz. We kijken
onze ogen uit. De ruimte is verder vrij open met
stoelen aan de flanken van de ruimte. We gaan
zitten, gelukkig spreekt een van de kinderen een
beetje Engels, hij is de tolk, we praten wat voor
zover dat gaat, we krijgen thee en fruit. Dan wordt
er een groot doek op de grond uitgespreid, de
'tafel' wordt gedekt en de bediende dient het eten
op. Gezeten op de grond eten we rijst, vlees,
groenten en brood, het smaakt erg goed allemaal.
Na het eten drinken we weer thee en praten we nog
wat. Als we willen mogen we blijven slapen maar we
gaan toch liever naar een hotel. Na velen handen
schudden, we komen erachter dat het niet
gebruikelijk is om een vrouw de hand te schudden,
worden we naar ons hotel gebracht. Wat een dag, wat
een gastvrijheid, wat een aardige mensen,
ongelooflijk. |
|
|
|