|
Tenten en seizoenen
Tenten kunnen worden ingedeeld aan de
hand van het gebruiksdoel. Een groot aantal
merken gebruikt hiervoor een indeling naar
seizoenen. Voor wie echter niet volledig is
ingewijd in de termen en begrippen die in
tentenland gelden, kan deze indeling
aanleiding geven tot verwarring. Een tent
past nooit op alle punten in een van de drie
geschetste profielen, maar deze geven wel
een goed inzicht in de manieren waarop een
tent kan worden geconstrueerd.
 |
 |
 |
 |
Winter |
Lente |
Zomer |
Herfst |
Vierseizoenstenten
Een vierseizoenstent is voor de meeste
kampeerders synoniem met een allround
onderkomen, een tent die het hele jaar door
kan worden gebruikt en altijs mee kan in de
Eend naar een meeting, is bestand tegen
behoorlijk slecht weer en waarin door de
grotere afmetingen geleefd kan worden. De
prijs voor deze veelzijdigheid is een wat
hoger gewicht.
Hij is geschikt voor:
- milde tot koude temperaturen, in
Nederland en omgeving betekent dat: het
hele jaar door
- harde tot stormachtige wind
- gematigde sneeuwval
- veel regenval
Voor deconstructie betekent dit:
- omdat rekening gehouden moet worden
met zware windstoten, bestaat de
constructie uit minimaal drie, liefst
vier boogstokken
- de constructie is zodanig sterk, dat
een milde sneeuwbui geen gevaar voor het
instorten van de tent betekent
als de binnentent is voorzien van een of
meerdere gaaspanelen, kunnen deze bij
kou met een stoffen paneel worden
afgesloten
- de tentdeur is altijd dubbel (gaas +
stof) uitgevoerd
- de buitentent loopt bijna door tot
aan de grond, waardoor ventilatie
mogelijk blijft, maar meer isolatie
wordt verkregen omdat de lucht minder
circuleert
- de tent is uitgevoerd met een
luifel, omdat slechte
weersomstandigheden dicteren dat er
onder de luifel moet worden gekookt
(echter niet in de binnentent!) en dat
de bagage droog kan worden opgeborgen
- ogen voor scheer- of stormlijnen
zijn aanwezig, zodat de tent bij harde
wind stevig kan worden verankerd
- Zoals gezegd resulteert dit alles in
een zwaardere tent met meer leefruimte,
waarin onder vrijwel alle
weersomstandigheden droog en veilig kan
worden overnacht.
Drieseizoenstenten
Met een drieseizoenstent wordt een tent
bedoeld die toegesneden is op gebruik onder
niet al te zware omstandigheden, hetgeen wil
zeggen:
- warme tot milde temperaturen zoals
bij ons gewoonlijk in de zomer, (vroeg)
najaar en (laat) voorjaar
- niet al te harde wind
- geen of hoogstens lichte sneeuwval
Voor de constructie van de tent heeft
dat de volgende consequenties:
- omdat geen rekening hoeft te worden
gehouden met zware windstoten, kan de
constructie toe met twee of drie
boogstokken
- de binnentent is voorzien van een of
meerdere gaaspanelen, voor een optimale
ventilatie en een aangenaam leefklimaat
bij hogere temperaturen. Bij een aantal
typen is het mogelijk om alleen de
binnentent op te zetten, met als
resultaat een luchtig en muskietenvrij
nachtverblijf
- als de binnentent is voorzien van
een of meerdere gaaspanelen, kunnen deze
bij kou met een stoffen paneel worden
afgesloten
- de tentdeur is meestal enkel –
alleen in de vorm van muskietengaas –
uitgevoerd
- de buitentent loopt niet door tot
aan de grond, waardoor de lucht
vrijelijk tussen binnen- en buitentent
kan circuleren en condensvorming zo goed
mogelijk wordt tegengegaan
- de tent is doorgaans niet uitgevoerd
met een grote luifel, omdat de
omstandigheden buiten niet al te slecht
zullen zijn
- ogen voor scheer- of stormlijnen
hebben een lage prioriteit
- Het resultaat is een lichte tot zeer
lichte tent, die z’n waarde vooral als
overnachtingstent voor rugzak- of
fietskamperen zal bewijzen, als de tocht
zich afspeelt in milde klimaten waar
buiten geleefd en binnen alleen geslapen
hoeft te worden. Hoewel volwaardig,
allround is een drieseizoenstent dus
zeker niet.
Tenten voor extreme omstandigheden
Tenten voor matige winterse
omstandigheden (tot -15°C)
Deze tenten hebben alle kwaliteiten van
slechtweertentjes en tentjes voor winderige
omstandigheden plus:
- Goede ventilatiemogelijkheden om
condensvorming zo veel mogelijk te
vermijden.
- Eenvoudige en snelle opstelling
zelfs wanneer je handschoenen draagt,
dus voorzien van grote en handige
easy-grip ritsen.
- De tent moet een dikke laag sneeuw
kunnen torsen (geodetische koepeltentjes
zijn hier een voordeel).
- Veel ruimte met een zo klein
mogelijk vloeroppervlak (vooral
belangrijk in alpine-omstandigheden waar
dikwijls maar een heel klein plekje voor
handen is).
- Lange en zeer sterke scheerlijnen
die ook vastgezet kunnen worden met
ijspikkels, skistokken of sneeuwschep of
zelfs een rugzak gevuld met rotsen of
sneeuw, met andere woorden alles wat je
kan vinden.
Tenten voor sterke winterse
omstandigheden verschillen door.
- Een sneeuwvrije dakconstructie:
eerder een koepelpunt met veel stokken
dan een tunnelvorm.
- De buitentent is goed afgesloten
voor een goede isolatie (door de koude
binnentemperatuur zou condensatievocht
onmiddellijk aanvriezen).
- De dichte stoksleuven voorkomen
circulatie van de lucht onder de
buitentent.
- De gaasnetten in de binnentent
kunnen dichtgeritst worden met een doek.
- Kies indien mogelijk een iets
grotere tent: het kampeerleven speelt
zich hoofdzakelijk binnen af, je komt
minder gemakkelijk in aanraking met de
binnentent en de bagage kan eventueel
binnen als het weer echt vies wordt.
- Opmerking: bij erg lage temperaturen
is het niet abnormaal dat de elastiek
van de tentstokken uitrekt. Dit komt
terug in orde als het kwik stijgt.
Tenten voor nat weer
- De tent moet makkelijk en snel
kunnen worden opgesteld.
- De buitentent kan afzonderlijk of
samen met de ingehaakte binnentent
worden opgezet.
- Het grondzeil heeft een opstaand
kuiprand die meer bescherming biedt
tegen vocht (waterdichtheid van minstens
6 meter, meestal 10 meterwaterkolom).
- Goede ventilatie zelfs met gesloten
deuren.
- Veel pakruimtes tussen binnen- en
buitentent voor het stockeren van
materiaal en om te koken
(dit laatste wordt sterk afgeraden!).
- Voldoende ruimte tussen binnen- en
buitentent (aanspannen m.b.v.
scheerlijnen) om doorsijpelen van vocht
en condens te vermijden.
- Sneldrogende binnentent uit rip-stop
nylon of polyester, nooit uit katoen dat
zeer traag droogt en snel rot indien nat
verpakt.
- Bij het openen van de ‘deur’ mag er
geen regenwater op de binnentent
druppelen.
Tentdoek, condens en UV-straling
Voor wat betreft het materiaal van de
buitentent kun je kiezen tussen nylon,
polyester en katoen, ieder met eigen voors
en tegens. Katoen is van de drie het best
bestand tegen de schadelijke inwerking van
UV-straling. Het ventileert van zichzelf,
waardoor condensvorming nauwelijks optreedt
en een katoenen tent in de zomer het meest
aangename leefklimaat heeft. Het neemt
echter veel vocht op, is zwaarder dan
synthetisch doek en is dus voornamelijk
geschikt als ‘vast kamp tent’ die langer op
één plaats blijft staan. Polyester is
lichter dan katoen, heeft een grotere
treksterkte, is beter bestand tegen UV-licht
dan nylon en verliest bij nat worden minder
spanning. Nylon tenslotte is de lichtste en
– in een ripstop variant – de sterkste van
de drie materialen. Het is het meest
gevoelig voor UV-licht, een nadeel dat
meestal teniet wordt gedaan door nylon doek
te coaten met een siliconencoating die ook
bij kou flexibel blijft – de reden waarom
expeditietenten vrijwel altijd zijn gemaakt
van siliconengecoat ripstopnylon. In
polyester en nylon tenten treedt altijd
condensvorming op. Bij een goed
geconstrueerde tent bereikt dit vocht de
binnentent echter niet. Na het opbreken de
buitentent even goed uitschudden en je bent
het meeste vocht weer kwijt voordat de tent
wordt ingepakt.
Zonlicht en tenten
Synthetische tenten zijn in vergelijking met
katoen zeer licht en nemen ontzettend weinig
water op. Ze hebben maar één grote vijand en
dat is zonlicht. De UV stralen doen de
vezels waaruit synthetische draden zijn
opgebouwd breken, waardoor de draden steeds
zwakker worden. Je tent heeft het meest te
lijden op plaatsen/momenten waar de UV het
hoogst is: op het middaguur, dicht bij de
evenaar, in de herfst (door een dunnere
ozonlaag) en op grote hoogte. Om de
levensduur van je tent te verlengen kan je
ze best pas ’s avonds opzetten en ’s
ochtends afbreken of ze zo veel mogelijk in
de schaduw plaatsen.
Waterkolom: zin en onzin.
Waterkolom is een term die ook bij tenten
regelmatig opduikt. Als een grondzeil ‘5000
mm waterkolom’ aankan, betekent dit dat het
grondzeil pas water zal gaan doorlaten als
er een druk op wordt uitgeoefend die
vergelijkbaar is met die van het gewicht van
een kolom water van 5 meter hoog. Dat lijkt
enorm veel, en de vraag is natuurlijk: welke
waterkolom is voor een tent relevant? Ter
referentie: de druk die een stevige regenbui
uitoefent op tentdoek komt overeen met
ongeveer 1500 mm waterkolom. Een buitentent
met een kolom van 3000 mm of meer zit dus
ruim boven de gevarenzone. Bij grondzeilen
ligt dat radicaal anders. Wanneer je op een
ongelijke ondergrond ligt, kan de druk die
je slapende lichaam uitoefent op het
grondzeil (zeker als dat over hobbels heen
gespannen is) oplopen tot vele meters. Voor
het grondzeil geldt dus altijd: meer
waterkolom is beter, om voorbereid te zijn
op het slechtste weer, met de slechtste
ondergrond. Het is echter aan te raden om je
grondzeil, de achillespees van iedere tent,
tegen beschadiging te beschermen door het
gebruik van een footprint, een nylon
onderlegger die de grootste klappen van
vocht en ondergrond opvangt. |
|
|